De beenmusculatuur kan worden onderverdeeld in twee groepen, de bovenbeenspieren en de onderbeenspieren.De boven- en onderbeenspieren kunnen verder worden onderverdeeld in voorste (voorkant) en achterste (achterkant) beenspieren.
De primaire voorbeenspieren, ook wel de bovenbeenspieren genoemd, zijn de vier spieren van de quadriceps femoris. Dit zijn de vastus intermedius, vastus medialis, vastus lateralis, en rectus femoris. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het strekken of strekken van het been.
De spieren aan de achterkant van het bovenbeen worden vaak de hamstrings genoemd. Deze spieren omvatten de biceps femoris, semitendinosus en semimembranosus. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het buigen of buigen van het been bij de knie.
Soms worden de gluteus maximus, of “kont” spieren, die van het bekken naar de bovenste dij lopen, ook als beenspieren beschouwd.
In het onderbeen bevinden zich aan de voorzijde van het scheenbeen de tibilais anterior, de extensor digitorum longus, de extensor hallucus longus en de peroneus tertius spieren. De scheenbeenspieren zijn verantwoordelijk voor de dorsiflexie van de voet, of het naar boven buigen van de voet bij de enkel. Het buitenste onderbeen bevat de spieren peroneus longus en peroneus brevis. Deze zijn verantwoordelijk voor de zijwaartse buiging en strekking van de voet bij de enkel. Zij zorgen voor laterale stabiliteit van de voet. Aan de achterkant van het onderbeen bevinden zich de kuitspieren, de gastrocnemius, de soleus en de plantaris. De kuitspieren trekken de hiel op en strekken de voet tijdens de “afzetfase” van het lopen en rennen.