In de meeste damspellen zijn er twee spelers. De spelers zitten aan tegenovergestelde uiteinden van het bord. Een speler heeft donkere stukken, en een speler heeft lichte stukken. Ze verplaatsen om de beurt hun stukken. De spelers bewegen hun stukken diagonaal van het ene veld naar het andere veld. Als een speler over het stuk van zijn tegenstander (de andere speler) springt, neem je dat stuk van het bord. Als je een stuk kunt nemen, dan moet je een stuk nemen.
Engels dammenEdit
Britse mensen noemen het spel “draughts”. Engels dammen wordt gespeeld op een 8×8 schaakbord. Alleen de donkere velden worden gebruikt: de lichte velden worden nooit gebruikt.
- Stukken. De stukken zijn plat en rond. Ze worden “mannen” genoemd. Ze kunnen donker en licht gekleurd zijn of rood en wit. De twee kanten worden Zwart en Wit genoemd. Zwart heeft de eerste zet. Er zijn twee soorten stukken: gewone (enkelvoudige) stukken en “dubbelstukken”. Een dubbel stuk wordt gemaakt door een gewoon stuk op een ander stuk te zetten.
- Beginopstelling. Elke speler begint met 12 stukken op de drie rijen die het dichtst bij zijn eigen kant liggen. De rij het dichtst bij elke speler wordt de “Dubbelstuk rij” genoemd. De donkere kleur beweegt het eerst.
- Hoe te bewegen. Alle enkele stukken (de startstukken) kunnen alleen diagonaal voorwaarts bewegen. Ze kunnen niet achteruit bewegen.
Een speler kan op twee manieren bewegen. Een stuk kan diagonaal naar voren worden verplaatst, naar het eerstvolgende donkere veld. Als de steen van een speler, de steen van de andere speler en een leeg veld op een rij staan, dan moet de eerste speler de steen van de andere speler “bespringen”. De eerste speler springt over de speelsteen van de andere speler op het lege veld en neemt de speelsteen van de andere speler van het bord. Een speler kan ook een stuk gebruiken om meerdere sprongen in een beurt te maken, op voorwaarde dat elke sprong onmiddellijk en in een rechte lijn naar de volgende sprong leidt. Soms heeft een speler de mogelijkheid of de keuze welk stuk van de tegenstander hij moet springen. In zulke gevallen mag hij dan kiezen welk stuk hij moet springen. Als je je hand op een stuk houdt als je beweegt, heb je de keuze om het terug te leggen en een ander stuk te verplaatsen.
- Dubbele stukken. Als een stuk van een speler in de rij met dubbele stukken aan de kant van de andere speler komt, wordt het een dubbel stuk. Het kan naar voren en naar achteren bewegen. Een dubbelstuk kan pas in de volgende beurt uit de rij met dubbelstukken worden verplaatst.
- Hoe het spel eindigt. De eerste speler die al zijn of haar stukken verliest, verliest het spel. Als een speler in een positie wordt gezet waarin hij niet kan bewegen, verliest hij. Als de spelers evenveel stukken hebben, wint de speler met de meeste dubbele stukken. Als de spelers evenveel stukken hebben en evenveel dubbele stukken, dan is de partij remise.