Eigenlijk zijn ribosomen slechts de plaatsen waar eiwitten worden gemaakt. mRNA en tRNA maken de polypeptiden. Deze eiwitsynthese is verdeeld in twee fasen, transcriptie en translatie,
- In transcripties, *
-DNA ritselt en naar binnen als waterstofbruggen tussen de breuk.
Vrije RNA-nucleotiden koppelen hun complementaire base met slechts een van de de blootgestelde streng.
-RNA-polymerase helpt de suiker- en fosfaatgroepen van de RNA-nucleotiden tussen hun naburige nucleotiden te koppelen door suikerfosfaat-backbone te vormen.
-Zo wordt een nieuw mRNA (boodschapper-RNA) gevormd dat uit één streng bestaat en de kern verlaat.
DIT PROCES INCLUSIEF mRNA kopieert de codes en de informatie van het DNA
-Alsook in de kern zijn er vrije tRNA ( transfer RNA) die drie ongepaarde basen ( anticodons) hebben aan een uiteinde en aan de andere is er een aminozuur aanhechtingsplaats.
-Dit tRNA hecht zich aan het specifieke aminozuur en beweegt zich dan in de richting van de ribosomen.
In de translatie
-Het mRNA-molecuul wordt vastgemaakt aan het ribosoom (kleinere eenheid) en stelt zes van zijn ongepaarde basen tegelijk bloot aan de grootste subeenheid.
-Het anticodon van het tRNA-molecuul bindt zich aan het complementaire codon en weer komt er een ander tRNA-molecuul aan, dat zich ook weer aan een ander codon bindt.
-Het aminozuur ligt langs elkaar en vormt een peptidebinding waarna het tRNA vertrekt.
-Zo beweegt het ribosoom zich voort en vele tRNA-moleculen transporteren het juiste aminozuur om de juiste sequentie te maken die moet worden gevormd en stopt pas wanneer het mRNA het ‘STOP’-codon aangeeft.
Zo is er een keten van polypeptiden die wordt gesynthetiseerd door het DNA te kopiëren en dit is hoe eiwitten worden gemaakt.