Doel: Het gebruik van intraveneus acetylcysteïne voor off-label indicaties, met name niet-acetaminofen-geïnduceerd acuut leverfalen (NAI-ALF), ernstige alcoholische hepatitis, en contrast-geïnduceerde nefropathie (CIN), wordt beoordeeld.
Samenvatting: I.V. acetylcysteïne wordt het meest gebruikt als antidotum voor een overdosis acetaminofen vanwege zijn vermogen om het glutathiongehalte te verhogen; het wordt echter ook gebruikt voor de behandeling van NAI-ALF en ernstige alcoholische hepatitis en ter preventie van CIN. Hoewel de i.v. en orale formuleringen van acetylcysteïne voor deze indicaties zijn geëvalueerd, hebben de meeste studies de i.v. vorm onderzocht. I.V. acetylcysteïne wordt gebruikt bij de behandeling van NAI-ALF om de zuurstoftoevoer naar de lever te verbeteren. Een groot gerandomiseerd onderzoek onder 173 volwassenen met NAI-ALF van elke etiologie en met encefalopathie van elke graad toonde een algemene verbetering van de transplantatievrije overleving aan, vooral voor patiënten met encefalopathie van lage graad, hoewel de algemene overleving niet verbeterde. Bij de behandeling van ernstige alcoholhepatitis dient i.v. acetylcysteïne als antioxidant en glutathionbron. Een onderzoek bij 174 patiënten met ernstige alcoholhepatitis toonde aan dat patiënten een overlevingsvoordeel van 28 dagen hadden wanneer zij met acetylcysteïne werden behandeld; ook bij patiënten met hepatorenaal syndroom werd verbetering vastgesteld. Bij gebruik ter voorkoming van CIN levert i.v. acetylcysteïne antioxidanten en vasodilatatie. Het voordeel voor deze indicatie is beperkt tot surrogaatmarkers zoals serumcreatinine en bij patiënten met meerdere risicofactoren voor de ontwikkeling van CIN.
Conclusie: Gegevens over het gebruik van i.v. acetylcysteïne voor de behandeling van NAI-ALF en ernstige alcoholhepatitis en in de preventie van CIN zijn niet overtuigend, hoewel enig bewijs het gebruik ervan in bepaalde populaties ondersteunt.