♦ In het Maleis betekent orang “persoon” en utan is afgeleid van hutan, wat “bos” betekent. Orang-oetan betekent dus letterlijk “persoon van het bos”.
♦ Orang-oetans delen bijna 97% van hun genetisch materiaal met de mens. Onze nauwe genetische verwantschap met alle mensapen maken ons tot verwante soorten.
♦ De armen van orang-oetans zijn langer dan hun lichaam – meer dan 2 meter van vingertop tot vingertop – en worden gebruikt om een “haakgreep” uit te voeren.
♦ Als ze op de grond staan, lopen ze op handen en voeten, waarbij ze hun handpalmen of hun vuisten gebruiken.
♦ Wanneer mannelijke orang-oetans ongeveer 15 jaar oud zijn, ontwikkelen zij grote wangkussens, die vrouwelijke orang-oetans kennelijk aantrekkelijk vinden.
♦ Wanneer mannetjes vechten, vallen zij elkaar aan en breken takken. Als dat niet één van hen afschrikt, grijpen en bijten ze elkaar.
♦ Gedurende de eerste jaren van zijn/haar leven houdt een jonge orang-oetan zich stevig vast aan het lichaam van zijn/haar moeder als deze door het bos trekt op zoek naar fruit. Later zal hij/zij de moeder volgen als zij zich door de bomen beweegt.
♦ Jonge orang-oetans houden van spelen en zullen in de bomen “vechten” zonder enige hoogtevrees te tonen.
♦ Net als mensen hebben orang-oetans opponeerbare duimen. Hun grote tenen zijn ook opponeerbaar.
♦ Orang-oetans hebben een enorme kracht, die hen in staat stelt te brachiaten (van tak naar tak te slingeren) en lange tijd ondersteboven aan takken te hangen om fruit te oogsten en jonge bladeren te eten.
♦ Orang-oetans eten graag zeep, die verrassend genoeg hun maag niet van streek maakt, en zullen hun armen inzepen alvorens de schuimige traktatie te eten.