Om ervoor te zorgen dat één tak van het federale systeem niet gaat overheersen over de andere, is het federale regeringssysteem opgezet met een interne set checks and balances, bestaande uit bevoegdheden die specifiek zijn voorbehouden aan elke tak van de regering.
Executive Branch powers:
De uitvoerende macht kan een veto uitspreken over wetten van het Congres, doordat de president ervoor kiest om de wet niet te ondertekenen. Dit geeft de uitvoerende macht enige controle over de wetten die het Congres maakt. De uitvoerende macht kan federale rechters benoemen en gratie verlenen, waardoor zij invloed heeft op de acties van de rechterlijke macht.
Bevoegdheden van de wetgevende macht:
De wetgevende macht heeft de macht om de president te beschuldigen en uit zijn ambt te ontzetten als de president misdaden van verraad, hoge misdaden of misdrijven heeft begaan. (Interessant is dat de definities van “hoge misdaden en misdemeanors” niet in de grondwet worden gegeven, waardoor het voor discussie vatbaar blijft welke misdaden onder deze categorieën vallen). Het Congres kan ook presidentiële veto’s terzijde schuiven door opnieuw over een wet te stemmen en deze met een 2/3 meerderheid goed te keuren. Het Congres moet de benoeming van federale rechters goedkeuren, waardoor het invloed kan uitoefenen op de leden van de rechterlijke macht.
Bevoegdheden van de rechterlijke macht:
De rechterlijke macht kan handelingen van de president ongrondwettig verklaren, waardoor ze uit de wet worden geschrapt. De rechterlijke macht kan ook wetten van het Congres geheel of gedeeltelijk ongrondwettig verklaren. Deze bevoegdheden stellen de rechterlijke macht in staat invloed uit te oefenen op de handelingen van zowel de uitvoerende als de wetgevende macht.