De theorie van de platentektoniek werd opgesteld door Alfred Wegener. Fossielen en gebergten waren zijn bewijzen.
Alfred Wegener creëerde het idee van continentale drift en schreef ‘De oorsprong van continenten en oceanen’ om zijn idee te ondersteunen. Zijn theorie werd aanvankelijk door geologen verworpen. Zijn ideeën zijn echter in de loop der tijd wetenschappelijk bewezen.
Wegener gaf voorbeelden in zowel planten- als dierenfossielen, bergketens om zijn idee te ondersteunen.
Appalachian Mountains liggen van West naar Oost in Noord-Amerika en worden onderbroken bij New Foundland aan de Oostkust van Noord-Amerika. Een andere bergketen begint in Groenland en loopt door in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen met een soortgelijke gelaagdheid.
Fossielen zijn de sterkste bewijzen van plaattektoniek. Dezelfde plantenfossielen zijn te zien in verre continenten als Zuid-Amerika en Afrika. Men kan zeggen dat het komt door de vogels en de wind. Ze kunnen zaden over oceanen meegevoerd hebben. Het is misschien een logisch bezwaar tegen Wegener’s theorie, maar konden reusachtige dinosaurussen door de oceaan zwemmen? Het is duidelijk dat ze dat niet konden. Fossielen van dezelfde dinosaurus komen voor in Zuid-Amerika, Afrika, India en Antartica. De enige redelijke verklaring is dat al deze continenten ooit samen waren. Dit continent wordt Gondwana genoemd. Deze bewijzen zijn enkele van de sterke bewijzen van plaattektoniek.