Wordwizard

dec 17, 2021

Harry, et al, Zeer interessant en ik wist ook niet dat omnibus = busboy, maar het blijkt dat gebruik nu “zeldzaam tot verouderd” is, althans volgens de OED (zie hieronder). Ik heb ook de OXFORD ENGLISH DICTIONARY er op nageslagen en gevonden dat het directe antecedent van het werkwoord BUS, dat afwassen e.d. betekent, inderdaad het zelfstandig naamwoord BUSBOY is (waarbij bus een back-formation is). In feite vond ik de lezing zo algemeen interessant (b.v. een humoristische faux Latijns meervoud van ominibus was omnibi); de omnibus werd oorspronkelijk een shillibeer genoemd. Hmm! John, je had ‘shilling tables’ kunnen zijn) – maar niet interessant genoeg om een jaar van je leven te besteden aan het lezen van het hele ding (zie Lezen van de OED) – dat ik een samenvatting van de drukgeschiedenis van de OED met u zal delen van relevante BUS woorden die beginnen met het zelfstandig naamwoord omnibus. De vetgedrukte data geven de vroegste voorbeelden in druk van de OED aan:
1829 – OMNIBUS zelfstandig naamwoord: Een groot openbaar voertuig dat passagiers over de weg vervoert, dat een vaste route rijdt en waarvoor doorgaans een tarief moet worden betaald; een bus. Nu voornamelijk historisch (vooral met betrekking tot een door paarden getrokken voertuig van dit type) of formeel. ].
Van Frans omnibus ] voiture omnibus; 1867 in de betekenis “extra kelner zonder vaste taken” (vergelijk zin A6: slang (voornamelijk VS). Een kelner’s assistent. Nu zeldzaam. Wellicht Obsolete)] van klassiek Latijn omnibus ‘voor allen,’ datief meervoud van omnis allen. (zie ‘omni-‘ combinatievorm).
Noot: Volgens het Französisches Etymologisches Wörterbuch s.v. Omnis werd de naam voor het eerst in het Frans gebruikt in 1825, naar verluidt om voertuigen aan te duiden die werden bestuurd door ene M. Baudry met als doel passagiers te vervoeren tussen Nantes en een nabijgelegen badplaats. Het idee voor de naam zou verder afkomstig zijn van een handelaar met de achternaam Omnès die het opschrift Omnès omnibus op het naamplaatje van zijn bedrijf liet schrijven; toegepast op het voertuig was de naam waarschijnlijk deels bedoeld om een onderscheid te maken met de vroegere carosses . . . (voor het eerst voorgesteld door Pascal, en gevonden vanaf het einde van de 17e eeuw) die exclusiever waren. In de vorm omnibi (in bijv. de citaten uit 1840 en 1902 hieronder), een verondersteld of (humoristisch) verzonnen “meervoud” van het klassieke Latijn omnibus, naar Latijnse meervouden in -i.

<1829 (advertentie) “Omnibus. G. Shillibeer … is begonnen er een te exploiteren op de Parijse wijze.”-The British Traveller, 4 July, page 1/4>
<1840 “Treinen van omnibussen, of omnibi’s, vliegen elk uur naar de Broomielaw.”-Visits to Remarkable Places by W. Howitt, 1st Series, page 200>
<1902 “Zelfs vandaag nog vraagt een aantal omnibi’s, zoals een lid van het Lagerhuis ooit zei, extra tarieven.”-St. James Gazette, 26 juni, page 7/1>

1832 – BUS zelfstandig naamwoord: Gebruikt als een bekende verkorting van omnibus

<1832 “Als het station mij een plaats in een bus aanbiedt.”- Weal and Woe in Garveloch door H. Martineau, i. pagina 14>
<1837 “Een andere bus kwam.”-Fraser’s Magazine, XVI. page 680>
<circa 1845 “There was no taking refuge too then, as with us, On a slip-sloppy day, in a cab or a bus.”-The Ingoldsby Legends (1858) by Barham, Series III. page 445>

1833 – BUS obsolete werkwoord: 1) intransitief Om met een omnibus te reizen. 2) transitief met het 1888 – OMNIBUS zelfstandig naamwoord: slang (hoofdzakelijk Amerikaans). Een kelnersknecht. Cf. bus-boy. Nu zeldzaam. Misschien verouderd.

<1888 “Betalen aan wat men in een restaurant een ‘omnibus’ noemt, d.w.z. een jongen die de tafels afruimt.”-The Star, 11 augustus, pagina 4/5>
<1897 “Omnibussen . .. leerlingen-die op de obers wachten.”-Daily News, 19 juni, pagina 2/6>
<1912 “Een ober krijgt 25 dollar per maand betaald. Hij moet zijn omnibus zelf betalen. Het hotel betaalt geen omnibussen.”-Collier’s, 1 juni, pagina 27/1>
<vóór 1930 “Kleine omnibussen in witte pakken reden rond en raapten papieren of servetten op die door onvoorzichtige eters waren gevallen.”-in Webster’s 3rd New International Unabridged Dictionary of the English Language (1961) s.v. omnibus> ]

1913 – BUSBOY / BUS BOY / BUS-BOY zelfstandig naamwoord: ] Omnibus ; Een kelnersknecht. Hoewel de bovenstaande verklaring van Erik voor de oorsprong van BUSBOY heel redelijk klinkt (“vanwege de veelomvattende aard van hun taken”), lijken twee betrouwbare bronnen die ik heb gecontroleerd het erover eens te zijn dat het woord rechtstreeks is afgeleid van het voertuig, de omnibus of bus, Eén bron (Brewer’s) vergelijkt het karretje dat de ober-assistent gebruikte met een bus (en hij met de chauffeur), terwijl Merriam-Webster de assistent zelf metaforisch ziet rondscharrelen in het restaurant als een omnibus/bus (voor M-W’s volledige tekst over bus, en een antwoord op de brandende vraag waarom de omni- (het ‘alle’) in omnnibus (de bus), zie einde van het bericht):

<“Van de vierwielige kar of trolley waarmee hij manoeuvreert, alsof hij een bus bestuurt.”-Brewer’s Dictionary of Modern Phrase & Fabel, pagina 113>
<“De waggelende carrière van omnibus ging verder toen, in de late 19e eeuw, het metaforisch werd toegepast op een kelnersassistent, die als een bus door de stad scharrelde; dit is de uiteindelijke oorsprong van onze term.”-The Merriam-Webster New Book of Word Histories, blz. 76-77>

__________________

BUSBOY citeert: 1952 – BUS werkwoord: Om (een tafel) af te ruimen van vuile vaat, etc., zoals in een restaurant of cafetaria; ook, om (vaat) van de tafel te dragen of te verwijderen. Noord-Amerikaans.

<1952 “Laura en de man die bij haar was … zaten aan een tafel tegenover ons onder een groot bord waarop stond Bus your own trays.”-The Hard Way door R. V. Williams, iii. pagina 17>
<1958 “Klanten bussen hun eigen vaat naar een raam van de afwasruimte.”-Fast Food, januari, pagina 40/3>
<1979 “John, 12, hielp mee met afwassen; en Jimmy, 16, deed de afwas.”-Washington Post, 4 februari, pagina G2/3>
<1980 “Uw boodschap is duidelijk: zwarten die het met u eens zijn, mogen aan uw tafel dineren; alle anderen worden verzocht de afwas op te ruimen.”-News & Observer (Raleigh, North Carolina, 28 oktober, pagina 4/4>
<1988 “Chad Laughner, Chip’s twaalfjarige zoon, zorgt voor de afwas in Castleton.”-The New Yorker, 1 augustus, pagina 50/1>
<1998 “En om te voorkomen dat je denkt dat je hier in de watten wordt gelegd, herinnert een bord je eraan dat je je eigen tafel moet afruimen.”-Washington Post, 5 juli>
<2008 “… dus pak een Newcastle of Anchor Steam van $4, of, voor $3, een Oly, en wees cool. And please bus your table.”-Seattle Post-Intelligencer (Seattle, Washington, 11 juli>

(citaten uit Oxford English Dictionary en gearchiveerde bronnen)
____________________
THE MERRIAM-WEBSTER’S NEW BOOK OF WORD HISTORIES had de volgende uitstekende bespreking:
BUS: De Latijnse stam omni- wat ‘alles’ betekent, is bij Engelstaligen bekend door samengestelde vormen als omnipresent en omnipotent, en in de Engels-Latijnse hybride omnium gatherum ]. Het datief meervoud van het Latijnse woord voor ‘alle’ is omnibus met een uitgang -ibus. Amerikanen zullen het herkennen aan het motto E Pluribus Unum (‘van velen, één’). Het Frans begon omnibus in 1828 te gebruiken om een voertuig aan te duiden, aanvankelijk door paarden getrokken en later gemotoriseerd, dat passagiers door de stad vervoerde. Het Engels leende het woord het volgende jaar. De reden voor de benaming was dat dit het eerste dergelijke vervoer was dat wettelijk openstond “voor alle” sociale klassen (omnibus) ]; eerder was prototypisch verboden geweest voor velen van nederige stand.
Omnibus lijkt een lucht te hebben van geleerde lichtzinnigheid in zijn eigenlijke samenstelling, en dit werd verder doorgevoerd in de korte vorm bus die een paar jaar later in Engeland begon te verschijnen. De afkomst van bus is om verschillende redenen ongebruikelijk – het is een late ontlening van ongewijzigd klassiek Latijn, waarbij het Latijnse woord bovendien een kwantor is in plaats van een zelfstandig naamwoord of werkwoord of een beschrijvend bijvoeglijk naamwoord; het is ontleend in de datief-vorm; en tenslotte heeft bus een voorsplitsing ] in plaats van een achtersplitsing ], zoals gebruikelijk is in het Engels, b.v. auto van automobile. De waggelende carrière van omnibus ging verder toen, in de late negentiende eeuw, het metaforisch werd toegepast op een kelnersknecht, die als een bus door de stad scharrelde; dit is de uiteindelijke oorsprong van onze term busboy.
____________________
Ken – 14 januari 2009

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.