Callville werd op 2 december 1864 gesticht door Anson Call, Dr. James M. Whitmore, A. M. Cannon, Jacob Hamblin en zoon. Het was destijds de meest zuidelijke buitenpost van de mormoonse nederzetting. De nederzetting werd in december 1864 gemaakt door Call “als vertegenwoordiger van de vertrouwenspersoon (de president) van de kerk, volgens een plan dat toen werd opgevat om de immigratie van de kerk van Europa naar Utah te brengen via Panama, de Golf van Californië en de rivier op naar deze landingsplaats”. Een aantal kooplieden uit Salt Lake City werkte mee aan het plan om een pakhuis te bouwen aan de Coloradorivier voor het vervoer van goederen. Op 1 november 1864 kreeg Call de opdracht een geschikte compagnie samen te stellen, een weg naar de Colorado rivier te vinden, deze te verkennen, een geschikte plaats voor een pakhuis te vinden, dit te bouwen en een nederzetting te stichten bij de aanlegplaats. Om dit te bereiken nam hij in St. George Hamblin en zoon, Cannon en Whitmore in dienst. Hun reis omvatte het verlaten van de monding van de Muddy River, het afvaren van de Virgin River voor 12 mijl (19 km), verder door Echo Wash voor 12 mijl (19 km), voordat zij 20 mijl (32 km) zuidwestwaarts gingen naar de Colorado River, een mijl onder de monding van de versmalling van Boulder Canyon en boven de monding van Black Canyon, waar zij een zwarte rotspunt vonden, die geschikt werd geacht voor de bouw van een pakhuis, boven de hoogwaterlijn. Het lag vlak onder de samenvloeiing van Callville Wash met de Colorado River.
Callville was een van de zeven Mormoonse nederzettingen aan of nabij de Muddy River, de andere waren St. Thomas, Saint Joseph, Overton, West Point, Mill Point later Simonsville en Rioville aan de Colorado River boven de samenvloeiing met de Virgin River. Callville werd de county seat van Pah-Ute County, Arizona Territory, in december 1865, voordat de zetel op 1 oktober 1867 werd verplaatst naar St. Thomas.
Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog in de jaren 1860 werd het gebruikt als garnizoen door het leger en als aanlegplaats voor stoomboten van de Colorado River. Het leger sloot het garnizoen in Callville in 1869. Een jaar na het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog begon men met stoomvaart op de Colorado River van de Golf van Californië naar Callville te varen. Maar onmiddellijk daarna herschikte het Congres de staten Arizona en Nevada, waardoor Callville bij de staat Nevada werd gevoegd. Van 1867 tot 69 was Octavius Decatur Gass postmeester van Callville; maar in 1869 werd de haven van Callville te ver op de Colorado gelegen geacht voor stoombootvaart. De Deseret News meldde dat de haven van Callville in juni van dat jaar werd verlaten. Het nieuwsbericht hield verband met de ontsnapping van paardendieven die vier grote deuren van het verlaten pakhuis van de nederzetting als vlot hadden gebruikt. Het pakhuis stond in 1892 nog steeds overeind.
Later in 1921 werd een grote afzetting van colemaniet ontdekt bij Callville Wash.
Callville werd onder 400 voet (120 m) water gezet nadat de Colorado rivier was afgedamd om Lake Mead te vormen. Het recreatiegebied Callville Bay ligt op deze plaats.